Bron: Michel Schilders, USG Capacity
Voor veel organisaties is het lastig om de vele contactmomenten met de klant in lijn te brengen met de merkidentiteit- en belofte. Klopt de customer journey in de praktijk? Wat wordt er geroepen in de social media? Is de communicatie en huisstijl overal en altijd consistent en herkenbaar? Wanneer er lijn is wordt een merk consistenter, herkenbaarder en dus sterker.
Niet alles is te beheren en te beheersen. Maar veel zaken wel. Een goede merkbeleving aan de voorkant begint met een goede organisatie aan de achterkant: de company journey. Het trainen van medewerkers is hierbij essentieel. Het begint door de medewerkers het waarom van het merk uitleggen. Wat is de merkidentiteit, waar staan we voor en wat beloven wij onze klanten? Het zorgt dat uw mensen vanuit het merk handelen en de belofte nakomen.
Kiezen van kanalen Verder geldt ’less is more’. Meer consistentie en herkenbaarheid bereik je ook door duidelijke keuzes te maken in de veelheid aan communicatiekanalen. De kanalen moeten afgestemd zijn op de klant en ondersteunend zijn aan het merk. Te veel kanalen geeft regieproblemen, verminderd de kracht van het merk en vergroot exponentieel de operationele marketingkosten.
Slimmer proces Maar ook op de marketingafdeling kan bespaard worden. Marketing- en communicatieafdelingen werken vaak nog te ad hoc, dus van campagne naar campagne. Tijd gaat verloren aan procescontrole en fysieke afstemming, er is onnodig veel inzet nodig van dtp’ers, fotografen en tekstschrijvers. Winst is bijvoorbeeld te halen bij wederkerende uitingen met een zelfde layout, zoals (week)folders, point of sale materiaal en advertenties. Bij een analyse van het maakproces, van opmaak tot distributie en plaatsing, krijg je een goed beeld waar je zaken kunt vereenvoudigen, samenvoegen, standaardiseren en automatiseren. Naast een structurele operationele kostenbesparing wordt hiermee ook het merk sterker. Het efficiëntere proces zorgt ervoor dat er sneller op de actualiteit wordt ingespeeld. Ook wordt een lokale inkleuring van marketingactiviteiten mogelijk, zonder dat het uit de hand loopt.
Een ander voordeel is dat marketeers minder tijd bezig zijn met details in de operatie van het marketingproces. Deze tijd kan dan besteed worden aan de strategie, innovatie, creatie en de boodschap. En daar wordt iedereen beter van.
Bron: Dennis Marsman, NykampNyboer
]]>“Het is de consistentie van de informatie die een verhaal goed maakt, niet de volledigheid. Vaak zult u merken dat als u weinig weet, u alles beter in een samenhangend verhaal kunt inpassen.”
Hoeveel dieren van elke soort nam Mozes mee in de ark?
Want je betaalt geld omdat je iets hebt aan een product of dienst. De kern van waardecreatie is functioneel. Je wilt van A naar B of hebt trek in een lekkere snack. Dat zijn functionele behoeften, waarop ‘nuttig’ moet worden ingespeeld. Uiteraard is het van belang dat een merk leuk is, een merk is ook een saus. Maar het gevaar is dat hoofd– en bijzaken doorelkaar worden gehaald. Veel merken beginnen met de saus in plaats van ermee te eindigen. Een voorbeeld: een butler moet je helpen, zijn rol draait om nut. Maar het helpt als hij dat met een glimlach doet en een grapje maakt in de lift. Net zoals borrelnoten niet alleen je lekkere trek stillen, maar je ook aan feestjes doen denken. Maar leuk is een gevolg, het extraatje. De butler moet in eerste instantie je aandacht trekken doordat hij je goed helpt. In wat hij doet, zit de communicatiekracht. Als hij extra wil opvallen, kan hij het beste zijn hulpvaardigheid extra groot maken. Want een butler die opvallend nuttig is, vind je vanzelf leuk.
Als hij daarentegen steeds dezelfde hulp biedt en vooral wil opvallen met zijn grapjes, zal hij zijn bestaansrecht verliezen. Op een gegeven moment wordt hij zelfs vervelend. Hij is van weinig nut, maar hij probeert wel steeds leuk te zijn. Uiteraard is het voor de butler, net als voor merken, vaak makkelijker een extra grapje te maken, dan om extra hulpvaardig te zijn. Dat hoeft niet perse te zijn omdat de butler lui is. Meestal is de wil er wel, maar zit de beperking in de mogelijkheden. Hij heeft te weinig tijd om iets extra’s te doen. Of een beetje extra hulp betekent al snel een significante andere dagindeling, bijvoorbeeld als hij al zijn gasten een persoonlijke dinertip wil geven.
Maar een dergelijke beperking gaat er vanuit dat doen iets anders is dan zeggen, net zoals de meeste marketeers een fundamenteel onderscheid blijven maken tussen ‘product’ en ‘promotie’. Daardoor lijkt het makkelijker om iets te beweren, dan iets waar te maken. Zo’n onderscheid is achterhaald, zeker in het digitale tijdperk. Het gaat uit van de oude situatie, waarbij het lastig was om met een medium meer te doen dan communiceren. Een televisie kon iets zeggen, maar lastig iets doen. Digitale media kunnen echter niet alleen iets zeggen, maar ook iets doen. Ze kunnen helpen iets te vinden, doen of gebruiken. Deze hulp kan goed passen bij de waardepropositie van een merk. Zo hoeft er geen barrière meer te zijn tussen wat een merk beweert – ‘communicatie’ en wat een merk waarmaakt – ‘product’.
Met digitale ‘media’ wordt het daardoor makkelijker een kernpropositie aan te scherpen, het kan zelfs met ‘communicatie’. Je hoeft niet perse de winkel opnieuw in te richten of een ander vliegtuig te kopen. Digitaal kan laagdrempelig aanverwante zaken verbeteren, zoals het kopen, boeken of gebruiken. Hierdoor wordt de gebruikservaring beter, zonder dat het kernproduct overhoop hoeft. De butler kan met zijn mobiel makkelijk een persoonlijke dinertip delen met een grote groep gasten, zonder dat zijn dagindeling verandert. Simpel gezegd is het beter om alles dat een merk doet op één hoop te gooien. Het moet allemaal hetzelfde doen: het nut vergroten, desgewenst op een leuke manier. Sommige nuttige activiteiten worden verkocht en krijgen het label ‘product’. Andere worden gebruikt om op te vallen en worden een ‘promotie’. Want merken die vooral willen opvallen door leuk te zijn, lopen het gevaar een moppentappende butler te worden. En daar hebben weinig hotelgasten iets aan. Dat is zo simpel als Aap Noot Mies.
Bron: Frislicht, Ingmar de Lange
]]>De marketing van een ‘rij’
Om 10:00 uur stapten we uit de metro en al direct na het verlaten van station werd ik bevangen door de schrik. Ik had me voorbereid op een druk dagje met veel andere ouders die hun kinderen uitlieten. Al snel zag ik geen straatstenen meer en stonden we voor mijn gevoel met drieduizend man voor de eerste rij. Tassencontrole: 20 minuten, een vluggertje zou later blijken. Ik begon me al een beetje ongemakkelijk te voelen en dat onbehagen werd sterker toen ik merkte dat er tegelijkertijd niet één maar drie bagagechecks waren die de menigte op bommen controleerde.
Eenmaal in het park I (er zijn er twee) gingen onze ogen open van verwondering. Die van mijn jongste zoon omdat hij Goofy in levende lijve zag. Mijn verwondering kwam door het gebrek aan echte Disney en het vele bijna-Disney. Lopend door het park kreeg ik nergens het gevoel van de films die ik kende: de onbeholpenheid van Donald Duck, de romantiek in Assepoester of de humor van Aladdin. Ik hield van ze, maar ik beleefde ze nergens.
Omdat Peter Pan één van ‘onze’ favorieten is gingen we als eerste naar die attractie. Althans dat dachten we. Eerst kaartjes bemachtigen: 20 minuten in de rij. Toen waren we welkom bij Peter in het tijdslot 13:15 uur. Dan maar eerst naar de race-auto’s uit Cars. Mijn altijd opgewekte zoon begon na een half uur rij toch wat te jammeren. ‘niet zeuren, dat hoort erbij’, dacht ik, maar ik slikte het snel in en zei dat we er bijna waren. Bijna bleek 20 minuten later. Met een Le Mans start wierpen we ons op de autootjes (die echt leuk waren) om na een rondje van 7,5 minuut weer buiten te staan. Snel weer op pad naar de volgende rij.
Op weg naar de volgende attractie bleek ons gezelschap honger te hebben gekregen van het vele wachten. Het Hakuna Matata Restaurant bood uitkomst. Als je tenminste geduld hebt, want de rij voor de frietjes en de kip met Afrikaanse topping bleek 25 minuten. (Hakuna Matata is swahili voor “don’t worry be happy”). ‘Door eten jongens’ hoorde ik mezelf zeggen, anders halen we Peter Pan niet meer. Maar de inmiddels vermoeide kinderen konden onmogelijk een bak frituur en een halve liter Fanta in 2 minuut 20 naar binnen werken. Geen Peter Pan voor ons.
De rest van de dag hadden we meer geluk. Voor vier attracties in park II hebben we in totaal 3 uur gewacht. De attracties duurde gemiddeld 3 minuten.
Creëert de rij de vraag?
Mensen zijn bereid voor een concert van Beyoncé of Madonna uren in de rij te staan. Zo’n concert duurt toch al snel 2 uur. Anderen sparen een jaar voor een duikvakantie in Egypte. Dan zit je toch al snel 10 uur onder water. Er zijn mensen die kamperen voor een Apple store om als eerste de iPad 3 te bemachtigen. Maar dan heb je ook echt wat. Ik was bereid een dag te wachten in de rij voor Disney-attracties. Is het de schaarste die zo aantrekkelijk is voor consumenten? Of is het de rij voor de schaarste die onweerstaanbaar is. Daar ben ik nog niet uit. Mijn kinderen willen misschien nog wel een keer, maar ik durf en ga het ze zeker niet vragen. Het schijnt dat Disney zijn klanten vraagt het bezoek te evalueren op een schaal van 1 tot 5. Het concern neemt geen genoegen met een score 4, het moet een 5 zijn.
In Parijs kan ik me niet voorstellen dat die 5 gehaald wordt. Hoeveel wachten kan een mens aan? Hebben bezoekers het wel echt naar hun zin? Is hier wel sprake van Disney merkbeleving? Ik kan me voorstellen dat veel bezoekers hun dag positief beoordelen: je hebt immers ruim 60 euro betaald en dan zeg je al snel dat die rijen de moeite waard waren. Het zou me ook niets verbazen dat het opheffen van de zogenaamde cognitieve dissonantie in klanttevredenheid een mooie 4 uit 5 oplevert. Hoeveel rij kan een mens aan voordat hij deze Disney-beleving een enorme deceptie durft te noemen? “Het een geweldige ervaring”, ik hoor het mensen zeggen maar stiekem is de ‘rij-elasticiteit’ al aan zijn eind en hebben ze al lang het besluit genomen dat een tweede bezoek er niet van gaat komen.
Disneyland Parijs kampt al jaren met financiële problemen. Het FD kopte 7 mei dat het verlies van het park verder oploopt. Volgens Disney geven mensen te weinig uit in het park. Dat is op zich niet zo vreemd als je de hele tijd in de rij staat. Ik heb echt mijn best gedaan, maar het zou me niets verbazen als een andere reden de basis vormt voor de teloorgang.
Ik heb er geen cijfers over, maar het zou me niets verbazen als de Efteling (overigens ook niet zonder rij, maar wel met echte beleving) een hoger aantal herhalingsbezoeken per gezin laat zien dan Disney in Parijs. In ieder geval schat ik de kans dat iemand zijn ervaring in Disneyland deelt met een bekende niet hoog in. En als de ‘repeat’ laag is en er weinig mond-op mond-reclame wordt gemaakt, dan moet de groei komen van betaalde communicatie. Een kostbare zaak.
Disney slaagt er geweldig in op allerlei manieren in ons leven relevante associaties op te roepen als het gaat om familie-entertainment. De films, de DVD’s, de merchandising en de communicatie daaromheen versterken allemaal die associaties. Een druilerig middagje, een kinderfeestje of een billboard op straat. Het zijn allemaal momenten waarop het merk Disney relevant ‘oppopt’ in ons brein als potentieel koopmoment. De ervaringen in Parijs maken die associaties echter niet sterker, maar juist zwakker. En het zien van een Disney-DVD zal het verlangen om terug te keren naar Disneyland niet groter maken. Dat zou de brand-manager van het concern zorgen moeten baren.
Bron: Idephix.
]]>Infographics zijn een snelle manier om complex onderzoek in hapklare brokjes te presenteren. De belangrijkste conclusies worden in simpele diagrammen en korte kopregels weergegeven. Toch blijft het nodig om ook de kleine lettertjes goed te lezen. Want de onderzoeksbureaus en hun opdrachtgevers misleiden de media door marginale marktontwikkelingen op te blazen tot belangrijke trends. Dat is op zich geen nieuw fenomeen. Maar met de opkomst van snelle media (blogs en tweets) en door de verpaupering van de professionele pers is er voor fact-checking weinig aandacht.
Als opfrisser: het model stelt dat mensen op vier manieren betrokken zijn bij een merk: positief of negatief en hoog of laag. Enkele voorbeelden: een vakantie heeft een positieve, hoge betrokkenheid. De betrokkenheid bij een frisdrank is eveneens positief, maar laag. Bij een hypotheek is deze juist weer hoog, maar negatief. En een wasmiddel heeft een negatieve en lage betrokkenheid.
Het belang van merkbetrokkenheid Het is belangrijk om te begrijpen wat de betrokkenheid bij je merk is. Het heeft weinig zin om een product met een negatieve betrokkenheid leuk te maken: het is belangrijk de juiste zorgverzekering te kiezen, maar dit is lastig als een fijn tijdverdrijf te introduceren. In de presentatie over de brand–utility stelde ik dat een brand–utility eveneens zo benaderd moet worden. Een brand-utility is een dienst die wordt aangeboden om een merk te promoten.
Ter illustratie: een wasmiddel kent een negatieve en lage betrokkenheid en moet dus een probleem wegnemen. Dus past een brand–utility die toont welke behandeling bij welke vlek hoort. Zo wordt het probleem van vuile kleding weggenomen. Bij een positieve en hoge betrokkenheid past een brand-utility die je inspireert. Een voorbeeld is sport. Hier moet een brand–utility je inspireren je sportieve prestaties te verbeteren, bijvoorbeeld door ze te meten aan die van anderen.
De brand–utility is anders Nu heb ik gemerkt dat deze indeling niet helemaal klopt. Dit komt omdat brand–utilities een andere betrokkenheid vragen dan reguliere reclame. Neem weer een vakantie. Een vakantie is fijn en belangrijk. Bij reclame focus je je dus op positieve en hoge betrokkenheid. Het ligt voor de hand om dit met een brand-utility ook te doen. Maar met een brand–utility ben je per fase op een andere manier betrokken bij je vakantie. Want in de oriëntatiefase is je betrokkenheid positief en hoog, het is leuk en belangrijk om goede reisplannen te maken. Dan past een app met inspirerende tips.
Maar in de volgende fase verandert die betrokkenheid. Het boeken van een reis is niet zo leuk, het is vaak zelfs een negatieve bezigheid. Maar het is belangrijk het boekingsformulier goed in te vullen en de prijzen kritisch te bekijken, dus de betrokkenheid is nog steeds hoog. Na het boeken ga je naar de volgende fase. Je moet de kleine praktische zaken regelen. Nu past een brand-utility die toont hoe je het snelst en goedkoopst van het vliegveld bij je hotel komt. Hierbij is je betrokkenheid negatief en laag: het is niet leuk om uit te zoeken, maar ook niet zo erg als je per abuis de metro in plaats van de bus kiest.
Denk verder dan eindwaarden
Kortom: kijk niet alleen naar de uiteindelijke belofte en de betrokkenheid die daarbij past. Kijk ook na alle stapjes die hiervoor zitten.
Bron: Ingmar de Lange